1. Sporthal

‘In de jaren zestig, toen het niet zo goed meer ging met het bedrijf, moest mijn vader een stuk van de kwekerijgrond verkopen. Op dat stuk grond werd een gigantische sporthal gebouwd, tegen alle regels in. De tennissers blokkeerden de uitgang van de kwekerij, en liepen soms dwars door ingezaaide bedden heen. Dat verdriet is beschreven in De herfst zal schitterend zijn (1980). Het komt komt opnieuw aan de orde in De bloemen van Oscar Kristelijn (1998). De sporthal, zonder dak, ligt er nog steeds. Er wordt al meer dan twintig jaar over geprocedeerd.’

2. Vader

‘Vader in de broeikas, bezig op een tablet Kaapse Viooltjes in te graven. In het jaar 1970, een jaar voor zijn dood.’

3. Bij de kassen

‘Met vader en mijn broertje Hans. Ik ben vijf jaar. Het is oorlogstijd. Dat is te zien aan de bonen in de broeibak. Die moest mijn vader verplicht van de Duitsers kweken voor de voedselvoorziening.’

4. Gerda en mijn ouders

‘Een zonnige dag achter het huis van mijn ouders. Moeder heeft zojuist worteltjes uit de moestuin gehaald. De moestuin lag achter de broeikas, waarvan op deze foto nog net een hoek zichtbaar is. De boom rechts is een wilde kwets, die rijk droeg. De boom achter mijn vrouw Gerda is een notarisappel, de lekkerste appel die er bestaat. Vader en moeder zitten op de rand van het waterbassin. Dit is een foto die mij vervult van heimwee.’

5. Het woonhuis

‘Het raam rechtsboven was de slaapkamer van Hans, een van mijn twee broers. Het raam links boven was mijn slaapkamer. Ik studeerde er voor het hbo-diploma maar ook voor mo-b frans. Het zijraam beneden was van de voorkamer. Daarachter stond het bed waarop mijn vader gestorven is. De 19e augustus 1971, ’s morgens om vijf uur. Het zijraam stond op het haakje, een zomerregen viel. De struik op de voorgrond is een weigelia.’ Foto: Johanna Speltie.

6. De bloemkwekerij

‘Mijn vader had een kleine bloemkwekerij in Velp, vlak bij de grote stad, midden in het dorp, maar van alle kanten omgeven door hoge haagbeuken waarin braam groeide. Aan één zijde grensde zijn idyllische bedrijf aan de katholieke begraafplaats. Een enorm Christusbeeld, gedeeltelijk overhuifd door een treurberk, stak boven de heg uit. Als jongen mikte ik vanaf de waterbak, die aan het middenpad lag, op het treurende beeld met een katapult en ik heb me wel eens verbeeld dat ik van dat gemartelde gelaat stukjes traan heb afgeschoten.’

U leest hierover in mijn debuut Nachtschade, in het verhaal Witte chrysanten.

‘Een breed pad naast ons huis voerde naar de kwekerij, waar de broeikassen lagen. Het pad kwam na een bocht uit op de deftige Schonenbergsingel. Veel bewoners daar namen het Siebelinkpaadje en waren zo sneller in het centrum. Mijn vader vond dat goed.’

‘Na de dood van mijn vader in 1971 is de kwekerij met opstal verkocht. Ik zocht mijn moeder elke dag op. Bij mooi weer zaten we buiten, met de rug naar de oude kwekerij, die na het faillissement en vaders dood in een opslagplaats voor autobanden was veranderd.’

U kunt hier meer over lezen in Hartje zomer (1991).

7. Vader met gieter

‘Mijn vader staat in de haakse bocht van het middenpad van de kwekerij. Achter hem staat de Yellow, een appelboom die hij plantte bij mijn geboorte. Achter hem is ook een deel van de haag zichtbaar die ons land scheidde van de katholieke begraafplaats. De donkere bouwsels zijn de afdaken voor rietmatten. In de verte rechts markeren rode beuken de ingang van de begraafplaats. Van ons huis links is slechts de schoorsteen zichtbaar.’