13. Edisonstraat, waar Najoua woont
‘Over elven arriveerde hij in de Edisonstraat, stond op het punt aan te bellen, toen hij zag dat de deur op een kier stond. De benedenverdieping was donker, op de hal en gang na waar kaarsen brandden. Hij duwde de deur open en zag Najoua die hem bij de trap opwachtte. Ze droeg een witte jurk die één schouder bloot liet. Boven klonk zachte muziek. In het bijna donker kwam ze op hem toe, een statige, trotse verschijning, heel slank, op blote voeten. Ze gaf hem een ernstige kus, raakte nauwelijks zijn lippen aan. Hij nam haar hoofd in zijn handen en kuste de niet helemaal gelijke lijn van haar wenkbrauwen. (…) Zij was de trap afgelopen, hij om wat om handen te hebben, had de gordijnen van haar kamer iets van elkaar geschoven om even meer ruimte te krijgen, de buitenwereld te laten binnenkomen, beter adem te kunnen halen en had uitgekeken op het kruispunt Laan van MeerdervoortlFahrenheitstraat. De wind had veel rumoer gemaakt, de straatlantaarns in hun bewegende halo van licht hadden toegekeken.’
‘Hij dronk een dubbele espresso in het nachtcafé, reed door de Edisonstraat, bereikte Kijkduin, reed weer door de Edisonstraat en was, zonder zijn bed te hebben gezien, tijdig op school voor zijn eerste les.’