1. Gymnasium Haganum

Oscar en Id kenden elkaar van het gymnasium Haganum aan de Laan van Meerdervoort, waar ze in 1936 gelijktijdig als docent Engels waren benoemd. Oscar was getrouwd met Bettie van Hoogstraten, de dochter van een boekhandelaar op het Noordeinde, gespecialiseerd in Engelse literatuur. Id Bodien was vrijgezel, wat verwondering wekte, want hij was innemend, niet onknap en joviaal. De gemakkelijke manier waarop hij met collega’s en leerlingen omging, had hem snel populair gemaakt. Zonder noemenswaardige inspanning hield hij orde in de moeilijkste klassen, hij bereidde zijn lessen nauwelijks voor, gaf weinig repetities, maar zijn examenkandidaten behaalden hoge cijfers. Ook was hij regisseur van de leerlingentoneelgroep, die grote klassieken als Racine en Molière speelde.

2. Hollands Spoor

Oscar wachtte op Esmée in de eersteklas wachtkamer van het Hollands Spoor. Ze zouden de eerste trein naar Vlissingen nemen. Zijn voorstel haar thuis af te halen om samen naar het station te gaan, had zij afgewezen.
Oscar was te vroeg, keek naar de drukte, die zonnige maandagochtend, naar de treinen die gereedstonden. Een trein verliet de overkapping.
Esmée was er nog niet. Andere wachtenden keken bewonderend naar de Engelse officier. Hij droeg de blauw-witte parawing en daaronder een rij onderscheidingen. Een trein kwam binnen, de deuren gingen open. Er was een omroepbericht. Oscar m—est zich wel de ochtend van zes jaar geleden herinneren, toen hij en Id, vergezeld door Esmée, zich de negenentwintigste augustus 1939 met de enorme massa reservisten (de lichtingen ’24 tot en met ’39) naar het station begaven, om af te reizen naar de mobilisatiebestemming. De sfeer op de perrons was nogal vrolijk. Niemand geloofde in een echte oorlog.

3. Grand Hotel du Commerce in Middelburg.

Oscar en Esmée stonden voor het Grand Hotel du Commerce in Middelburg. Het licht viel mooi op de huiverende, oranje zonneschermen. Oscar merkte op dat het hotel door zijn excentrische ligging nauwelijks schade had opgelopen bij het bombardement van ’40.
Zij reageerde niet. Hij ging haar voor de ruime hal in. Bij de receptie vroeg hij of het mogelijk was een blik te werpen in kamer 7, op de eerste etage. Ter verklaring wilde hij nog zeggen dat hij met een collega, tijdens de mobilisatie en daaropvolgende oorlogsdagen, hier was ingekwartierd, maar nadere uitleg was niet nodig. Hij maakte indruk met zijn uniform. Kamer 7 was op dit moment niet in gebruik. Hij kreeg de sleutel mee.
Op de verdieping opende hij de deur en liet haar als eerste naar binnen gaan. Hij zag direct dat de ruime kamer nagenoeg hetzelfde was als zes jaar geleden. Nu stond er slechts een eenpersoonsbed. Waar Oscars bed had gestaan, waren een extra kast en een tafel geplaatst.

4. Gebombardeerd Middelburg. Verwoesting stadhuis, 1940

Vervolgens liepen ze het centrum in. Er was geen werkelijk centrum meer. Er was een grote, lege ruimte waar zich hier en daar donkere skeletten van stenen en verwrongen ijzer verhieven, muren met ramen geopend op de leegte, en noodwinkels. Na enig zoeken vond Oscar de oorspronkelijke nauwe Koepoortstraat. De ruïne halverwege was het voorname, voormalige huis van de VOC geweest. Hier bevond zich sinds de Duitse inval in Sudetenland en daaropvolgende voormobilisatie en definitieve mobilisering van alle strijdkrachten, het hoofdkwartier van het Commando Zeeland.

5. Het sorteren van stenen op de Markt te Middelburg. 26 juni 1940

Oscar en Esmée stonden bij een berg stenen. Bouwvakkers waren bezig ze af te bikken. De afgebikte stenen werden gesorteerd en netjes opgestapeld. Oscar en Esmée liepen over de fundamenten. Een zwartgeblakerde muur stond nog overeind. Hij zocht de plaats waar hij en zijn vriend hun kantoor hadden.

6. H.J. van der Stad

Schout-bij-nacht H.J. van der Stad, bevelhebber van Zeeland, inspecteert troepen te Terneuzen, tijdens de mobilisatie in 1939

‘En wij kregen als speciale missie om vijf miljoen Nederlandse guldens uit de kluizen van de Nederlandsche Bank in Middelburg via Duinkerken naar Londen te brengen. De koers waartegen ze in Whitehall konden worden ingewisseld tegen Engelse ponden, was vlak voor ons vertrek in overleg met de Engelse autoriteiten vastgelegd. De bevelhebber van het Commando Zeeland, schout-bij-nacht Van der Stad, had ons laissez passer persoonlijk ondertekend. Ongehinderd zouden we bij de grens wachtposten en douane kunnen passeren. Aan de missie werd groot belang toegekend. Het geld zat in twee zwarte koffers, verdeeld over achthonderd linnen zakjes. Op de rede van Duinkerken zou een schip gereedliggen om ons naar Engeland te brengen.

7. Haven van Breskens

Haven van Breskens. Schepen tot zinken gebracht door terugtrekkende Franse soldaten

We hadden voor een week noodrantsoenen bij ons. Ook extra jerrycans met benzine. De achttiende stond ’s ochtends bij de haven van Breskens een auto voor ons klaar, een in legergroen gespoten Citro‘n, met rechts op de motorkap het strakke wit-blauwe vaantje van het CZ. Tussen voor-en achterbank stonden de beide koffers. Een zeer vertrouwelijke missie. Waar haast bij was. Daarom kregen we twee motor-ordonnansen mee, maar zij kwamen die vroege ochtend om vier uur in de verwarring niet opdagen. Waren waarschijnlijk uit angst gedeserteerd. Iedereen probeerde in die tijd zijn hachje te redden.
De haven bij het eerste licht was een grijze spiegel. Daarin zagen we de rookwolken die vanaf het brandende Middelburg deze kant op dreven. We stapten in. Jouw Id ging achter het stuur zitten. Ik had een stafkaart op schoot.

8. Westdorpe

Terugtrekkende Franse troepen in Westdorpe, mei 1940

Oscar reed met Esmée door Zeeuws-Vlaanderen, richting de Belgische grens, en volgde zo veel mogelijk de weg hij ruim vijf jaar geleden met zijn vriend genomen had.
Oscar gaf details over de chaos op de weg. De chaos van soldaten zonder leider, zonder wapens. De vluchtende hordes van een grenscompagnie, bewakingstroepen die in Vlissingen hadden gelegen, luchtwachtvrijwilligers, ook kleine groepen Franse troepen die op Zuid-Beveland gevochten hadden. Een soldaat met een autoped, zonder gasmasker op. Loslopende paarden en kuddes witte vleeskoeien.
‘De chaos was compleet, Esmée. We schoten niet op. Om ons heen was de nederlaag. Vluchtende burgers met platte karren, soldaten zonder uitrusting in vuile, te lange, dofgrijze jassen en kaki beenwindsels die loslieten als oud verband. We waren in een groot en ongeloofwaardig avontuur verzeild geraakt.’

9. Sluis

Prins Bernhard in Zeeuws-Vlaanderen, 17 mei 1940, restaurant Sanders-de Paauw

‘Jullie samen daar, dat had ik wel willen meemaken.’
De toon was teder. Die had hij in lange tijd niet meer gehoord. Ze reden Sluis binnen. Hij parkeerde de auto onder een boom langs de kant van de weg en beloofde opnieuw dat zij straks mocht rijden. Hij wilde haar zo snel mogelijk helemaal aan zijn kant krijgen.
In de bast waren scherfinslagen zichtbaar.
‘Hebben jullie bij die boom gestaan?’
Hij kon het zich niet meer herinneren. Het was heel goed mogelijk. Het was evengoed niet mogelijk. Bij welke schrijver had hij ooit gelezen dat de herinnering een grillig beest was?

10. Binnenzijde Dunkirk

De Duitsers zouden brandbommen hebben gegooid op de stranden ten zuiden van Duinkerken. Ook daar waren kampementen met wachtende soldaten ingericht. Er zouden veel slachtoffers zijn. Een moordpartij. Duitse patrouilles zouden zich aan de zuidkant van Duinkerken bevinden, hakten openlijk de linden en platanen van de toegangswegen om, bang voor sluipschutters.

11. Zicht op Duinkerken

Id en hij hadden al gauw in de gaten gekregen dat ze nu in de buurt van Duinkerken kwamen. Een massa vluchtelingen die alle voortgang van het verkeer belette. Ten slotte bereikten ze de periferie van de stad, ontwaarden in de heiige lucht de witte kathedraal, konden ineens sneller opschieten en zagen de zee. Een paar honderd meter uit de kust, op een rij, lagen tientallen schepen. Kleine boten voeren tussen het strand en de cargo’s. Je kon bijna zeggen Ð dat gevoel hadden ze Ð dat een grote golf hen uiteindelijk op de plaats van bestemming had afgezet.

12. Dode soldaat ‘Dunkirk’

Hij mikte en schoot en met dat eerste schot werd hij een ander. Hij transformeerde, hij ‘transcendeerde’. Hij had niets besloten. Zijn lichaam bracht geen enkele boodschap over. Die vent ging er met hun auto vandoor. Had hij het schot horen afgaan? Hij zou het niet kunnen zeggen. Dat eerste schot verwekte een woeste vitaliteit in hem. Een elementaire kracht. Een vijand. Hij haatte de vijand. Je behoorde de vijand te haten. Er was dat lawaai om hem heen. Hij schoot zijn revolver leeg.