Margaretha

(De Bezige Bij, 2002)

Zij werd in 1522 in Oudenaarde, onder Gent, geboren als bastaard van keizer Karel V. Haar moeder was het dienstmeisje Janneke van der Gheynst. Als tienjarige wordt Margaretha uitgehuwelijkt aan Alessandro de Medici, die na een jaar wordt vermoord, bijna onder haar ogen. Haar huwelijk met Ottavio Farnese, de hertog van Parma, is een echec. De grootse inhuldiging in Brussel als landvoogdes, waar haar vader afstand van de troon deed, blijft het hoogtepunt van haar leven. Ruim acht jaar zal ze aan het hof op de Coudenberg verblijven: een vrouw temidden van mannen als Granvelle, Viglius en de prins van Oranje. Margaretha kent opwellingen van onvrede tegen de dienstbaarheid aan de Habsburgers, maar onder druk van haar overigens aanbeden vader zal zij altijd weer toegeven. Enkele jaren voor haar dood kiest ze, oud, teleurgesteld, definitief voor de vrijheid: een isolement in de Abruzzen, slechts door enkele getrouwen omringd.

Boekbespreking en interview uit Kleio, tijdschrift voor geschiedenis

Pers

Uit de Volkskrant (2002, Arjan Peters)

‘Meer kon Siebelink niet voor haar doen. Meer kòn ook niet, denk je, eenmaal aanbeland op pagina 34, waar staat vermeld dat haar laatste wens, een grafmonument met een bronzen standbeeld “ten voeten uit”, door geldgebrek en desinteresse niet is vervuld. De tombe in de kerk van San Sisto in Piacenza is onvoltooid gebleven. Maar 416 jaar na haar dood is dat standbeeld er gekomen, ten voeten uit, als roman uit de Nederlanden. Hoe een abstract leven door toedoen van een sensitief auteur waarachtig figuratief kon worden.’

 

Uit Kleio (2002, Ger van der Drift)

Het begin is even sterk als luguber. Een ijskoude nacht in de Abruzzen. De kapel van het fort Farnese. Het is midden in de nacht en in een open kist ligt Margaretha van Parma opgebaard. Een oude priester verleent haar het sacrament der stervenden en een klein gezelschap dromt om haar heen voor het laatste afscheid. Is de voormalige landvoogdes van de Nederlanden dood? Nee, zij oefent. Na een toch al omvangrijk oeuvre heeft Jan Siebelink zich gewaagd aan een roman over het leven van de onwettige dochter uit de kortstondige verhouding van keizer Karel V en een eenvoudig meisje uit het volk. Afgedankt door haar (half-)broer Philips na de golf van vandalisme die over de Nederlanden woedde en bekend is geworden onder de naam Beeldenstorm, en opzij gezet door haar opvolger als landvoogd, de Hertog van Alva, slijt Margaretha van Oostenrijk, hertogin van Parma en Piacenza (1522-1586) haar laatste jaren in een uithoek van Europa, letterlijk van God en iedereen verlaten. Alleen een stokoude lijfarts, die met een zekere regelmaat de laatste druppels bloed uit haar verdorde aderen perst en een hondstrouw dienstmeisje, Johanna, houden haar nog gezelschap. Geplaagd door de jicht, een familiekwaal, en verstoken van enige hulp uit Spanje, kijkt zij vanuit een onafgebouwd paleis in Ortona, aan de Adriatische Zee, verbitterd terug op een leven dat zo veelbelovend begon.

Een van de onbegrijpelijkste handelingen van Margaretha is voor mij de manier waarop ze zich van haar kleindochter Margarita ontdoet. Ze lijkt enorm veel om het meisje te geven en plotseling, een hartverscheurende scene, laat Margaretha haar in een klooster plaatsen. Waarom? ‘Eigenlijk weet ik daar zelf ook geen raad mee. Misschien was het wraak voor haar mislukte bestaan.’

Vandaar dat je haar dan ook bestraffend toespreekt? ‘Ja, ik wilde van haar weten: waarom doe je dit?’

Heeft Margarita echt bestaan denk je? ‘In het materiaal dat ik gevonden heb in de universiteitsbibliotheek van Utrecht wordt ze wel genoemd, maar dat is dan ook alles. Volgens de uitstekende biografie van Jane de Jongh (Madama, Margaretha van Oostenrijk, hertogin van Parma en Piacenza, Amsterdam 1965) is zij gewurgd of gestorven van verdriet.’

Nu we het er toch over hebben: wat de archieftijgers onder ons natuurlijk interesseert is de vraag hoe je je hebt gedocumenteerd. ‘In de eerste plaats is er een integrale uitgave van de briefwisseling tussen Margaretha en Philips. Daarnaast heb ik veel onderzoek gedaan in het archief van de universiteit van Utrecht. Verder kun je in het Duitse Huis daar bij wijze van spreken haar voetstappen nog horen. Misschien wel leuk om te weten is dat de hofkapel van Willem van Oranje nog steeds bestaat; het is tegenwoordig een integraal onderdeel vam het museum Albert I in Brussel. Ook van haar portretten heb ik veel gebruik gemaakt. Die zijn als bron zeker betrouwbaar. De portretkunst destijds was namelijk zeer realistisch, dus we kunnen een heel goed beeld krijgen van haar uiterlijk.’

(Siebelink laat mij een foto van zo’n schilderij zien en zegt, een beetje verliefd:) ‘Het was een mooie vrouw, vind je niet?’