Knielen op een bed violen

(2005, De Bezige Bij)

‘Ik ben altijd bang geweest om het complete verhaal te vertellen: het geleidelijke maar onstuitbare afglijden van een zachtaardig maar in zijn jeugd verwond man – vluchtend in het zwartste calvinisme – én het verdriet dat hij in zijn naaste omgeving veroorzaakt. […] Het is ook het verhaal van een grote liefde. Een man en een vrouw: de een wil overleven in het hiernamaals, de ander in het nu.’

(Uit een brief van de auteur aan zijn uitgever.)

De pers over Knielen op een bed violen

Stefan Verweij (Volkskrant, 2005)

 

Uit Het Parool (december 2005)
‘Wat een boek en een belangrijke prijs allemaal teweeg kunnen brengen. Lezers
bellen hem zelfs thuis op, alleen om zijn stem te horen. Jan Siebelink, de eerste
schrijver met een dienstauto. […] De werkweek van schrijver Siebelink (67) telt zeven dagen. En nog komt hij tijd te kort. Lezingen, spreekbeurten, signeersessies, interviews, het is dagelijkse kost. Tussendoor zijn er bergen post: brieven van lezers, uitnodigingen voor nog meer spreekbeurten en signeersessies. Hij krijgt verzoeken van radioprogramma’s, cameraploegen komen filmen, hij zit in de taxi naar Hilversum voor alweer een gesprek op tv. Het houdt niet op en het gaat al maanden zo. Siebelink was al geen onbekende voor lezend Nederland. Maar sinds de verschijning, begin dit jaar, van zijn roman Knielen op een bed violen, het voorlopige hoogtepunt in de vaderlandse calvinistische bekentenisliteratuur, is de auteur uit Ede zo goed als een Bekende Nederlander. […] Hij is zo’n beetje tot komend voorjaar bezet. Van schrijven komt weinig, hoewel hij een mooi idee voor een nieuw boek heeft. Fysiek kan hij het wel aan, zolang hij overdag maar bijtankt en kan gaan hardlopen met zijn twee windhonden. Zijn uitgever, De Bezige Bij, vindt dat hij maar eens wat rustiger aan moet gaan doen. Deze week boden ze hem een auto met vaste chauffeur aan. Maar Siebelink rijdt het liefst zelf naar de zaaltjes en boekhandels. Hij wil niet afhankelijk zijn.’

 

Jan, Janneke en Alana (Bol.com, april 2016)

Uit NRC Handelsblad (december 2005)
‘Met Jan Siebelink, een literaire persoonlijkheid die het boek schreef dat hij móest schrijven, is de vent teruggekeerd in de Nederlandse literatuur. Knielen op een bed violen is een bolwerk tegen trivialisering en talpaïsering. De autobiografische roman over een zware jeugd en een moeilijke vader verscheen in januari en werd door recensenten vrijwel unaniem als grote literatuur herkend. Voor de verkoop van een roman is dat niet doorslaggevend. De populistische mode wil, dat het het grote publiek verafschuwt wat de als elitair beschouwde literaire kritiek waardeert, en vice versa. Toch zijn van het ruim vierhonderd pagina’s tellende Knielen op een bed violen in een jaar 165.000 (nu, eind januari 2006 – 240.000 ) exemplaren verkocht. De verklaring dat dit succes te danken is aan de AKO Literatuurprijs en daaraan verbonden publiciteit is ontoereikend. Er zijn zoveel romans waaraan prijzen zijn toegekend die media-aandacht opleveren. Vrijwel geen daarvan beleefde binnen twaalf 24 drukken. Geholpen heeft de prijs wel. Kort na de uitreiking ervan stond Knielen op een bed violen twee weken als eerste Nederlandstalige literaire roman op nummer 1 van de de top-60 van best verkochte boeken. Jan Siebelink, die in 1975 debuteerde en sindsdien dertig boeken publiceerde, heeft in een klap de status van publiekslieveling verworven. Dagelijks rijdt hij in een door uitgeverij De Bezige Bij beschikbaar gestelde auto met chauffeur stad en land af om lezingen te geven over zijn boek. Mensen staan voor hem in de rij, willen hem aanraken. Niet omdat hij een prijs heeft gewonnen, niet omdat ze hem kennen van tv, maar omdat uit zijn boek een persoonlijkheid naar voren treedt die ze willen leren kennen. In de literaire discussies van de jaren dertig van de vorige eeuw pleitten Menno ter Braak en Eddy du Perron van het tijdschrift Forum voor een keuze voor de vent boven de vorm. In Knielen op een bed violen is het format verslagen door de vent. Een persoonlijkheid die met zijn autobiografische roman over zijn godsdienstwaanzinnige vader het boek schreef dat hij moest schrijven. En de lezer identificeert zich met een menselijk lot.’

 

Uit Intermediair (maart 2006)

‘Bedenk je Jan, zo waarschuwt journalist Henk Hofland je, vijanden loeren nu op je, hun messen zijn geslepen. In Nederland wordt een ieder met succes vroeg of laat gevloerd. Je lacht, pakt hem bij zijn arm, bedankt hem. Er is wel kritiek die op jou drukt. Maar die is niet literair. Het zijn de vermanende woorden uit SGP- kringen en in het Reformatorisch Dagblad, die diep tot je doordringen. ‘Volgens hen heb ik niets van hun wereld begrepen en dus ook niet van die van mijn vader’, zeg je in Roosendaal. De wallen onder je ogen zijn lichtroze. ‘En ik denk dat ze gelijk heb- ben. Ik ben niet gekend door God, dus kán ik het niet beschrijven. Ik trek me hun kritiek aan, omdat vader ook zo dacht. Hij kon, hij mócht zijn eigen kinderen in die laatste momenten geen wijze woorden meegeven om daarna rustig, met het oog op God gericht… integendeel, het was tot zijn laatste snik een grote tuchtiging. Daarom ben ik ook bang voor straf. Bang, dat ik er niet goed aan heb gedaan dit te beschrijven. Ook al zit ik hier nu als moderne man en zo…’ Dan nog. Door dit boek kan in elk geval niemand opa en oma meer kwaad doen. Of toch? Een opvallend groot segment lezers concludeert dat opa een hardvochtige godsdienstwaanzinnige was, een egoïst. Dat oma gek was dat ze niet bij hem weg- ging. Dat jij een rotjeugd had. ‘Dit is mijn spagaat. De wetten van een roman eisen nu eenmaal dat ik rottige dingen in hun leven aanzet, mooie dingen wegsnoei.’ Andere lezers levert dit juist herkenning op. Een man in een boekhandel vraagt je voorin zijn exemplaar te schrijven: Ik zal het voor jou le- zen. Zijn vrouw had uitgekeken naar de roman, maar stierf aan een tumor. ‘Kunt u dat dan aan?’, vraag je. Hij: ‘Het zal alleen maar troosten.’

Lees hier het hele artikel: Het Jaar Van Mijn Vader

 

Vier Volkskrantrecensenten zetten Knielen op een bed violen op hun lijstje favorieten

Aleid Truijens: ‘En ja, net als al die andere honderdduizenden ging ik door de knieën voor
Knielen op een bed violen.’

Gert J. Peelen: ‘Met de onverbiddelijke bestseller van Jan Siebelink heeft hij zijn vader alsnog de hemel in geschreven.’

Wim Wirtz: ‘… vol mededogen … wat het boek een universele lading verschaft.’

Arjan Peeters: ‘De betreurde Louis Ferron heeft er gelukkig nog weet van gehad dat zijn boezemvriend Jan Siebelink met Knielen op een bed violen een schitterende prestatie heeft geleverd. Op 26 januari hield Ferron het boek ten doop, waarna het duo ging eten in de Amsterdamse binnenstad, en Louis een kleine aanmerking plaatste: “Onder ons gezegd, Jan: op die 444 pagina’s van jou staan welgeteld twee woorden te veel. De laatste. Die luiden: Zonder twijfel. Dat Margje Sievez er niet aan twijfelt dat ze haar gestorven Hans later terug zal zien, dat vond Ferron zo’n vanzelfsprekendheid dat die explicatie overbodig was. Daarover kan worden getwist. Maar pas nadat is vastgesteld dat Siebelinks boek geen afrekening is met een goedmoedige vader die in de ban raakt van een religieuze sekte, maar een hartverscheurende poging om hem te begrijpen en alle andere overtreft.’

 

Uit De Gelderlander (januari 2006)

‘Harry Potter buigt voor Jan Siebelink’

Het succes houdt maar niet op voor Jan Siebelink, auteur van de bejubelde roman Knielen op een bed violen. Won hij in november al de AKO Literatuurprijs voor zijn persoonlijke verslag van de wurggreep van zijn vaders geloof op het gezin Siebelink, deze week mag de 67-jarige auteur een nieuw wapenfeit aan zijn cv toevoegen: hij staat op de eerste plaats van de Bestseller 60, waarmee hij Harry Potter en de Halfbloed Prins naar de tweede plaats verwijst.

 

Uit HP/De Tijd (januari 2006)

‘Het mirakel Siebelink’

‘Het publiek is muisstil als hij met gevoel voor drama memoreert hoe hij het manuscript van zijn boek bij De Bezige Bij ging aanbieden. Hijgend besteeg hij de trap in het statige pand aan de statige Van Miereveldstraat waar de intimiderende portretten van Harry Mulisch en W.F.Hermans hem aanstaarden. Buiten adem was hij toen hij het manuscript aan Robbert Ammerlaan overhandigde. Een paar uur eerder is Siebelink (1938) uit zijn woonplaats Ede met de dienstauto van De Bezige Bij vertrokken. Zijn vaste chauffeur Peter, die eerder Harry Mulisch en Rudi Fuchs mocht vervoeren, luister aandachtig naar zijn Tom Tom als hij het Drentse niemandsland doorkruist. Een paar kilometer voorbij het in nevelen gehulde kamp Westerbork doemt het gehucht Amen op, waar het organiserend comité aan een lange tafel Siebelinks komst verbeidt. Achter de gelagkamer, in de verbouwde deel, wacht het samengestroomde publiek gespannen op de literaire held van 2005. Gemiddeld zes keer per week reist Jan Siebelink door het land. Hij draaft talloze malen op voor signeersessies, interviews en ontmoetingen met leesclubs. Ook bracht hij een bezoek aan de psychiatrische kliniek Delta in Poortugaal, waar patiënten worden behandeld die door een streng religieuze jeugd zijn getraumatiseerd. Sinds de toekenning van de AKO Literatuurprijs 2005 staat de telefoon bij hem thuis roodgloeiend en moet hij talloze verzoeken om optredens weigeren. Tot ver in het voorjaar van 2006 is hij volgeboekt. Het succes van Knielen op een bed violen is ongekend. Binnen een jaar zijn er ruim 200.000 exemplaren van de roman in druk verschenen, een unicum voor de Nederlandse letteren. Zijn oudere werk wordt versneld uitgegeven. Filmregisseur Paul Verhoeven nam onlangs een optie op het boek. ‘Ik voorspel dat de grote verkoop van zijn werk in 2006 gewoon blijft doorgaan. Het is magie’, zegt de Velpse boekhandelaar Jansen & De Feijter, die kort voor Kerstmis het duizendste exemplaar van Siebelinks roman in zijn winkel verkocht. De overdonderende belangstelling van de media voor Siebelink neemt nauwelijks af. Makers van tv-programma’s als Netwerk bezochten met hem de voormalige bloemenkwekerij van zijn vader aan de Velpse Bergweg, waar veel van Siebelinks boeken zich afspelen. Hoewel hij al dertig jaar aan zijn oeuvre werkt en vaker over zijn godvrezende vader en het Opperwezen schreef, haalde hij nog nooit zulke Donna Tartt-achtige oplagecijfers. Natuurlijk, de roman is beeldend, aangrijpend en dwingend, en laat zich lezen als een dramatische autobiografie, maar dat alleen verklaart het immense succes niet. Er lijkt sprake van een Mak-effect. Nederland zegt niet alleen nee tegen de Europese Grondwet, maar koestert het cultureel erfgoed en de bijbel weer. Ook appelleert de roman aan een sluimerend verlangen naar mystiek in een onttoverde wereld. Tegelijk is Knielen op een bed violen het psychodrama van een oerhollandse, calvinistische roman die een godsdienstig radicalisme omarmt, dat dichter bij ons bed staat dan het exotische fundamentalisme van de islam.’

 

Uit Het Reformatorisch Dagblad (december 2005)
‘Het christendom is terug in de literatuur. De romans die het afgelopen jaar in de prijzen vielen, lijken stuk voor stuk over geloof, religieuze beleving en zingeving te gaan: Otten, Siebelink, Robinson, Rushdie, Pullman. Het geloof mag weer, het staat zelfs nadrukkelijk in de schijnwerpers, zowel positief als negatie. Voelt de seculiere westerling dat op dit terrein de echte vragen van het leven liggen? […] Met de angst voor de oprukkende islam en religieus gekleurd terrorisme komen er nieuwe vragen aan de orde. Schrijvers, altijd gevoelig voor de tijdgeest, zien zich voor de vraag gesteld wat godsdienst met mensen doet. Ze willen onderzoeken wat religie is, ontdekken hoe je daarmee de grote vragen van het bestaan te lijf kunt gaan, begrijpen wat gelovigen drijft. Het liberale denken schiet zichtbaar te kort, tijd dus voor de aarzelende vraag of de traditie van het Westen het christendom wel iets te bieden heeft . […] Spraakmakend Nederland leest nu eenmaal geen oudvaders of domineesbiografieën, slechts romanschrijvers slagen erin om – hoe gebrekkig ook – de grondbeginselen van het christendom opnieuw onder de aandacht van het brede publiek te brengen. Als hier al sprake is van een trend, laten we dan hopen dat die doorzet.’

 

Uit KRO Magazine (januari 2006)

U noemt uw boek ook een liefdesroman. ‘Het is een duistere liefdesroman tussen die man en die vrouw. Als je het boek goed leest, begrijp je dat zijn vrouw zich volledig voor hem opoffert en hem als een soort heilige altijd trouw blijft. Ook hij heeft, zo vlak voor het einde van het boek, als hij op zijn sterfbed ligt en haar voelt naderen en zijn gezicht afwendt, herinneringen. Dat is de herinnering aan hun eerste tijd, die zo mooi en puur en authentiek was. Maar ja, Hans is op weg naar die andere liefde, naar de goddelijke liefde. Toch houdt hij nog van haar. Zij worden uit elkaar gedreven. Ze waren de volstrekte radeloze eenzaamheid nabij. Daar ging het mij om. Die man ondervond in zijn geloof weinig liefde en genegenheid van zijn broeders en ook niet van God of van boven. Beiden zijn totaal eenzaam. Zie hier de essentie van mijn boek.’
Het ontroert u nog steeds. ‘Nog steeds. Ik ben niet los van het boek, ik ben niet los van mijn ouders. Ik ben niet los van dat hele probleem van mijn eigen geloven, van mijn eigen angst voor de toekomst. Ook mijn tijd op deze aarde is niet meer zo ruim bemeten. Ik houd van die man met huid en haar. Ik ben tot aan het einde toe en tot en met alles volstrekt loyaal tegenover mijn vader, tot het uiterste toe. Dat is een standpunt in mijn leven dat ik als kind al heb ingenomen. Ik zal hem altijd verdedigen.’

Uit het Nederlands Dagblad (januari 2006)

‘Daar kwamen de mannen in die diepe, stille tuin vol doorzichtige schaduwen en beweging. In een oogwenk leek hij bezaaid met zwarte mannen, die zich ergens heen haastten, met koffers.’ Een miljoen Nederlanders (200.000 kopers, per exemplaar vijf lezers) herkent dit citaat en prevelt: Jan Siebelink Knielen op een bed violen. Nog een citaat: ‘Van de bakfiets woeien flarden krantenpapier, natte slierten bleven tegen de zijkant kleven. De planten stonden zomaar in de kisten, hun breekbare bloemen en bladeren blootgesteld aan wind en regen. De meeste stelen waren gebroken, de bloemtrossen hingen er verregend bij. Ik keek hem aan. In zijn ogen stonden tranen.’ Natuurlijk, beaamt de lezer, dit is de tragische bloemkweker uit de Violen van Siebelink. Derde citaat: ‘Je wist niet dat die arme vader nu zo recht mogelijk in bed zat, ondersteund door een colporteur. Twee anderen zaten aan het voeteneind, hun hoeden omgekeerd op schoot, hun handen gevouwen. “Ik wil nu bij hem zijn”, zei ze en wilde opstaan om op het bed toe te lopen. Eenoog had Hanna’s beweging gezien en deed een paar stappen in de richting van de achterkamer, bleef staan, schudde toen met zijn hoofd en bewoog twee aaneengesloten vingers snel heen en weer. Nee, ze mocht niet dichterbij komen. Dat zou Simon afleiden.’ Nu aarzelt de lezer even. Dit lijkt sprekend op het sterfbed van de vader in de Violen. Maar daar heten ze toch geen Simon en Hanna en Eenoog? Daar is het toch Hans en Margje en Ibel? De lezer aarzelt terecht, en dat had hij al eerder moeten doen. Citaat 1 is uit Jan Siebelinks grote roman De overkant van de rivier (1990), citaat 2 uit zijn verhalenbundel Nachtschade (1975) en citaat 3 weer uit De overkant van de rivier. Ik kan er citaten bij zoeken uit het verhaal Visioen in Siebelinks bundel De bloemen van Oscar Kristelijn (1998), waar hij uitvoerig de Godsverschijning aan de bloemenkweker in zijn tuin beschrijft. Of uit Hartje zomer (1991), waarin het verhaal Late afrekening een variant is van Witte chrysanten uit 1975, en weer een andere variant staat in Knielen op een bed violen. Of uit De herfst zal schitterend zijn (1980). Of uit En joeg de vossen door het staande koren (1982). De lezer hoeft het niet eens zelf uit te zoeken. In zijn boekje Daar gaat de zon nooit onder (1998) geeft Jan Siebelink zelf met foto’s en teksten een overzicht van al die herhalingen en variaties.

Siebelinks nadeel is in zijn voordeel. In Knielen op een bed violen weet hij zijn oude verhaal op te stuwen naar een climax van innerlijke ervaring. In zijn vorige vaderverhalen bleef hij zoekend om de man heen dwalen. Dit is de eerste keer dat hij in het vaderhart doordringt en van daaruit over hem schrijft.

Aan (Jacomine) Geels hand laat Jan zich als een kind naar een mooi slot leiden. Hij stottert: ‘Nu zit ik hier te praten met jou, ik kan verlossende woorden spreken.’ Nu is Jan Siebelink los van zijn vader, nu ligt zijn eigen leven weer voor hem, probeert Geel. ‘Ik vind het wel een heel mooi einde zo,’ grijnst Jan toegeeflijk. Maar het grijze kind dat hij is, staat zo te zien alweer in dubio.’

 

Uit Trouw (november 2005)

Lodewijk Dros en Nico Sjoer schreven een biografie over de dominee die model stond voor ds. Poort in Knielen op een bed violen. Bij de tweede, herziene, druk van dit boek (titel: Als een eenzame mus. Leven en volgelingen van J.P.Paauwe) schreef Jan Siebelink op verzoek een voorwoord. Nico Sjoer, ooit voorbestemd om de loodzware predikant Jan Pieter Paauwe op te volgen, herkent veel in Knielen op een bed violen, de roman waarmee Jan Siebelink onlangs de AKO Literatuurprijs won. Citaat uit het interview met Nico Sjoer: ‘Laatst belde een van mijn dochters me op’, zegt Nico Sjoer (48). ‘Ze zei: Ik heb net Knielen op een bed violen uitgelezen. Ik geloof dat ik nu pas begrijp wat jij soms wel eens verteld hebt. Was het echt zoals Siebelink het vertelt? Dan was het wel een beetje benauwd, hè? En was het echt zo om het gezin Sjoer ‘Ik herken vooral de isolatie van het gezin Sievez. Banden met familie, buren, vrienden en gemeenteleden werden verbroken, tot er alleen lijnen naar boven over waren. We hadden verder alleen contact met wat geestverwanten die de fascinatie voor Paauwe deelden. Ik ben precies als Hans Sievez alias Jan Siebelink (sr.) opgegroeid.’

Uit De GezinsGids (januari 2006)

‘Stichtelijk is het boek zeker niet. De verwrongen weergave van het calvinisme, enkele vloeken en de erotische passages vormen een hoge drempel voor de christelijke lezer. Deze kan het boek maar beter in de kast laten staan. Anderzijds is het wel een meeslepend verhaal van een religieuze kerkverlater, die terugblikt op zijn calvinistische wortels. Wie het boek wil lezen, bijvoorbeeld voor studie, heeft een zekere bijbelse en literaire ruggengraat nodig. Gebed vooraf is onmisbaar. Schroom niet het boek aan de kant te leggen, wanneer het bij nader inzien toch te veel ontsticht. Is dit boek een monument voor een calvinist? Het is taalkundig monumentaal, zonder twijfel. Maar een monument is een gedenkteken. En daarmee is het antwoord reeds gegeven.’